Waar jongens een beroep leerden werden meisjes lange tijd vooral opgeleid tot huisvrouw. Ze leerden breien, naaien en tussen hun zestiende en achttiende jaar moesten ze helpen in de huishouding van het weeshuis. Ook kooklessen maakten deel uit van de opvoeding van de meisjes. Deze vaardigheden konden natuurlijk wel gebruikt worden bij een betrekking als dienstbode of als naaister. Wat de burgerweesmeisjes voor hadden op veel van hun leeftijdgenoten was dat ze leerden lezen, schrijven en rekenen. Net als de jongens gingen ze tot hun twaalfde naar de weeshuisschool.